Deel A: Kennis over methoden/benaderingen

Doel van de oefening

Het doel van de volgende oefeningen is dat de deelnemers reflecteren over de methoden en benaderingen voor participatie met jonge kinderen die a) ze vertrouwd met zijn b) die ze hebben gebruikt c) die ze zouden willen gebruiken.

Nuttige achtergrond:

Methodieken en tools , Communicatieprocessen en -vaardigheden .

Instructies

  • Iedereen krijgt een blad papier (of gebruikt een Word-document als ze online zijn)
  • Iedereen tekent drie kolommen en noteert zijn antwoorden in de drie kolommen (zie hieronder).
  • Na 10 minuten brengt de opleider de deelnemers bij elkaar om hun antwoorden te delen. De opleider helpt de deelnemers beseffen dat methoden en benaderingen eindeloos zijn en dat ze op verschillende manieren kunnen worden gethematiseerd. Ze kunnen worden gethematiseerd op basis van het soort activiteit: creatief, kunstgebaseerd, spelgebaseerd (bordspellen, kaartspellen, speelgoed, zand, water, playdoh), digitaal gebaseerd (iPads, smartphones, computers, playstations), plaatsgebaseerd ( binnen en/of buiten). Ze kunnen ook worden gethematiseerd op basis van factoren zoals kosten, culturele normen en vereiste niveaus van vertrouwen.

Deel B

Houdingen, vooroordelen en aannames

Doel van de oefening

Het doel van deze oefening is dat de groep hun ervaringen met het samenwerken met jonge kinderen onderzoekt met behulp van verschillende methoden en benaderingen.

Instructies

a)De opleider nodigt de deelnemers uit om in tweetallen te werken en met elkaar een voorbeeld te delen van een methode/benadering die ze hebben gebruikt bij het partnerschap met een jong kind. Deelnemers wordt gevraagd eerst na te denken over het kind, de casus en de context (uit Talking and Listening to Children)

b) De opleider nodigt de deelnemers uit om te reflecteren over de volgende aspecten van hun werk en geeft aan waar op de onderstaande schalen ze de ontmoeting met het kind beoordelen, zie hieronder.  Downloaden Oefening met schaal om de ontmoeting te beoordelen

c)De opleider nodigt de deelnemers uit om te reflecteren over eventuele obstakels in de methoden die worden gebruikt in hun partnerschap met het kind en hoe en op welke manieren het partnerschap kan worden verbeterd.

d)De opleider nodigt de deelnemers vervolgens uit om feedback te geven op de oefening. De opleider moet de attitudes, vooroordelen en veronderstellingen van professionals ten aanzien van de ontmoetingen met jonge kinderen naar voren brengen en aangeven hoe de methoden en benaderingen helpen om jonge kinderen toegang te geven tot hun participatierechten, hen in staat te stellen ze uit te oefenen en hen hierbij te ondersteunen.

Deel C

Mogelijkheden van methoden en/of activiteiten outdoor

Oefening C1

Doel van de oefening

Het doel van deze oefening is om deelnemers aan te moedigen methoden en activiteiten buitenshuis te doen.

Instructies

De begeleider nodigt de deelnemers uit om samen na te denken over de volgende vragen:

  • Hoe definiëren en begrijpen we buitenactiviteiten?
  • Welke mogelijkheden zijn er in jouw context voor buitenactiviteiten?
  • Waarom kunnen buitenactiviteiten nuttig zijn als onderdeel van collaboratieve ontmoetingen?
  • Wanneer en waar kun je buitenactiviteiten ondernemen met jonge kinderen?
  • Welke principes moeten aan deze ontmoetingen ten grondslag liggen?

Oefening C2

Doel van de oefening

Het doel van deze oefening is om deelnemers te betrekken bij het ontwerpen van een buitenactiviteit met een kind van 10-12 jaar oud om wederzijdse sociale vaardigheden te ontwikkelen.

Instructies

a)De opleider nodigt de deelnemers uit om zich in groepjes met 2-3 personen te verdelen en uit te wisselen over een ervaring die ze hebben met een buitenactiviteit met een groep kinderen op hun werkplek (of zich voor te stellen dat ze een buitenactiviteit doen met een groep kinderen die in contact komen met de jeugdhulp). De groepen worden uitgenodigd om de volgende vragen te onderzoeken:

  • Welke ervaringen hebben zij met de leeftijdsgroep 10-12 jaar?
  • Wat beïnvloedt hun ervaringen? ( opvoeding en buitenactiviteiten, werkervaringen, persoonlijk leven).
  • Hoe kunnen hun ervaringen van invloed zijn op hun benadering van kinderen van 10-12 jaar die verwaarlozing hebben meegemaakt?

b)De opleider brengt de groepen weer bij elkaar om te reflecteren over de belangrijkste boodschappen/wat je leerde uit deze oefening.

c)De opleider nodigt de deelnemers uit om zich in groepje van 3-4 personen te verdelen om de onderstaande casus te bekijken:

Scenario: Sarah, een meisje van 11 jaar, woont al haar hele leven samen met haar moeder. Vader onbekend. De rest van haar familie woont ver van hun geboorteplaats. De sociale dienst heeft Sarah leren kennen via haar moeder. Zij leed aan depressies sinds Sarah klein was, in en uit opnames. Periodieke bijstandsuitkeringen hebben geholpen doorheen stressvolle periodes. Sarah is vaak afwezig op school en haar leerkrachten maken zich zorgen om haar. Ze heeft anderen verteld over haar interesse in dieren, dansen en met vrienden zijn. Ze heeft ook aan anderen verteld dat ze zich vaak eenzaam voelt. Haar moeder hoopt op een verandering in Sarahs emoties, relaties, activiteiten en dagelijks leven. Sarah heeft toegezegd om volgende week een buitenactiviteit bij te wonen. In die sessie zal ze 5 andere kinderen ontmoeten.

  • Nog steeds in hun groep nodigt de opleider de deelnemers uit om te reflecteren over de volgende vragen:
  • Welke activiteiten zijn beschikbaar in haar context en lokale gemeenschap?
  • Hoe kunnen ze mogelijke activiteiten aan Sarah voorstellen met de bedoeling dat ze deelneemt aan de groep?
  • Welke obstakels zou Sarah in haar hoofd kunnen hebben?
  • Hoe zouden ze deze obstakels aanpakken in dialoog met Sarah?
  • Hoe kunnen ze Sarah keuzevrijheid geven in het proces om zich bij de groep aan te sluiten?
  • Hoe kan de groep worden gebruikt om Sarah te helpen een sociaal leven op te bouwen?
  • Welke tools zouden kunnen worden gebruikt om sociale vaardigheden, enz. verder te ontwikkelen door middel van actie, plezier en erbij horen?
  • Welk kader/structuren zou de groep maken?

c)De opleider nodigt de groep uit om weer bij elkaar te komen en bespreekt de belangrijkste boodschappen/leerpunten.

d)De opleider nodigde de groep uit om de Vimeo: “Ervaringen van outdoor therapie” op de website te bekijken: Outdoor therapie

  • De opleider nodigt de groep uit om te bespreken wat ze de volgende keer anders zouden doen in een vergelijkbare situatie/setting (met kinderen van 10-12 jaar)?

 

Deel D

Dialoog tot stand brengen met kinderen die zijn blootgesteld aan geweld (7-9 jaar)

 Doel van de oefening

Het doel van deze oefening is om vaardigheden te ontwikkelen om een dialoog aan te gaan met kinderen van 7-9 jaar oud over het dagelijks leven en gevoelens in situaties waarin ze worden blootgesteld aan geweld.

Instructies

De begeleider zorgt ervoor dat alle deelnemers toegang hebben tot “Mijn gevoelens-werkboek“.

a)De opleider nodigt deelnemers uit om zich in kleine groepen van 2-3 personen te verdelen en te discussiëren over:

  • Welke ervaringen hebben zij met kinderen van 7-9 jaar?
  • Welke ervaringen hebben zij met het werken met kinderen die geweld hebben meegemaakt?
  • Welke ervaringen hebben ze met geweld (wat hebben ze gelezen, gehoord, gezien op tv of, als ze het prettig vinden om te onthullen, wat hebben ze meegemaakt). NB: er wordt niet verwacht dat deelnemers dit openbaar maken.
  • Wat beïnvloedt en vormt hun opvattingen (bijvoorbeeld soorten geweld, gevolgen van geweld, reacties op geweld)?
  • Hoe kunnen hun opvattingen, gevoelens en ervaringen van invloed zijn op hun benadering van en communicatie met kinderen van 7-9 jaar oud die geweld hebben meegemaakt?
  • Welke opvattingen, gevoelens over en ervaringen van een kind zijn van invloed om zich open te stellen voor het delen van hun ervaringen?
  • Welke culturele aspecten kunnen de openheid van een kind over geweld beïnvloeden? ….

b)De opleider brengt de groepen weer bij elkaar om te reflecteren over de belangrijkste boodschappen/het geleerde uit deze oefening.

c)De opleider nodigt de groep uit om groepjes van elk 2 personen te vormen en onderstaande casus te bespreken adhv het “Mijn gevoelens-werkboek“. Deze heeft tot doel Emma te helpen haar ervaringen en gevoelens te concretiseren en onder woorden te brengen en deze te begrijpen.

Scenario: Emma, 7 jaar oud, is het slachtoffer geweest van psychisch geweld door haar ouders en heeft licht fysiek geweld meegemaakt. Emma woont nu tijdelijk bij haar tante. Je werkt in de jeugdhulp en gaat met Emma in gesprek over haar dagelijks leven en haar gevoelens. Gebruik “Mijn gevoel werkboek” en simuleer een gesprek met “Emma” (gespeeld door een collega).

d)De begeleider brengt de groepen weer bij elkaar om na te denken over de volgende vragen:

  • Wat waren de ervaringen met het gebruik van de tool “Mijn gevoelswerkboek”?
  • Hoe kregen ze Emma’s aandacht en wie nam de leiding in de communicatie?
  • Hoe denken ze dat het kind de situatie heeft ervaren?
  • In welke contexten kan deze tool worden gebruikt en welke uitdagingen zijn er?
  • Wat zouden ze de volgende keer anders doen in een vergelijkbare situatie/omgeving (communicatie met een jonger kind)?

Deel E

Een dialoog aangaan met jongere kinderen met  verwaarlozingservaringen (leeftijd 4-6)

Doel van de oefening

Het doel van deze oefening is dat de deelnemers het kind helpen ervaringen in hun dagelijks leven te begrijpen wanneer ze verwaarlozing ervaren, om bij te dragen aan het creëren van betekenis voor het kind en de ontwikkeling van zelfvertrouwen.

Instructies

De opleider zorgt ervoor dat deelnemers toegang hebben tot gespreksfoto’s (zie: Methodieken-en-tools). Gespreksfoto’s kunnen gebeurtenissen en gevoelens visualiseren en het vertellen van verhalen door kinderen aanmoedigen.

a)De opleider nodigt deelnemers uit zich in groepjes van 2-3 personen te verdelen en te discussiëren over:

  • Welke ervaringen hebben ze met het werken met kinderen van 4-6 jaar oud?
  • Welke ervaringen hebben zij met het werken met kinderen die verwaarlozing hebben meegemaakt?
  • Welke ervaringen hebben ze met verwaarlozing (wat hebben ze gelezen, gehoord, gezien op tv of, als ze zich op hun gemak voelen om te onthullen, wat hebben ze meegemaakt). NB: er wordt niet verwacht dat deelnemers dit openbaar maken.
  • Wat informeert en vormt hun opvattingen (bijvoorbeeld soorten verwaarlozing, gevolgen van geweld, reacties op verwaarlozing)?
  • Hoe kunnen hun opvattingen, gevoelens en ervaringen van invloed zijn op hun benadering van en communicatie met kinderen van 4-6 jaar oud die verwaarlozing hebben meegemaakt?
  • Welke opvattingen, gevoelens over en ervaringen van verwaarlozing van een kind zijn van invloed om zich open te stellen voor het delen van ervaringen?
  • Welke culturele aspecten kunnen van invloed zijn op de openheid van een kind over verwaarlozing?

b)De opleider brengt de groepen weer bij elkaar om na te denken over de belangrijkste boodschappen/geleerde uit deze oefening.

c)De opleider nodigt de groep uit om groepjes van elk 2 personen te vormen en te werken met de onderstaande casus, die erop gericht is Lukas te helpen zijn ervaringen, gevoelens en opvattingen onder woorden te brengen en deze te begrijpen.

Scenario: Lukas, 4 jaar oud, is verwaarloosd door zijn ouders. Je werkt in de jeugdbescherming en gaat met Lukas praten over zijn dagelijks leven. Gebruik relevante ‘gespreksfoto’s’ en simuleer een gesprek met Lukas (gespeeld door een collega). Begin met een inleiding, een neutrale afbeelding/foto en open vragen, geleidelijk kun je afbeeldingen gebruiken die uitnodigen tot een gesprek over moeilijke ervaringen, en eindig altijd met een afbeelding die hoop en goede gevoelens oproept.

d)De begeleider brengt de groepen weer bij elkaar om de volgende vragen na te bespreken:

  • Wat waren de ervaringen met het gebruik van de tool “gespreksfoto’s”?
  • Hoe hebben ze de aandacht van Lukas getrokken?
  • Wie nam het voortouw in de communicatie?
  • Hoe denken ze dat het kind de communicatie heeft ervaren?
  • In welke contexten kan deze tool worden gebruikt?
  • Zien ze uitdagingen bij het gebruik van deze tool?
  • Wat zouden ze de volgende keer anders doen in een vergelijkbare situatie/setting?

Deel F

Een dialoog aangaan met baby’s en peuters (0-3 jaar)

Doel van de oefening

Het doel van deze oefening is dat deelnemers het kind helpen goede en slechte ervaringen in hun dagelijks leven te begrijpen om zo bij te dragen aan het creëren van betekenis en de ontwikkeling van zelfvertrouwen van het kind.

Instructies

De opleider moet ervoor zorgen dat deelnemers toegang hebben tot enkele of alle van de volgende zaken: foto’s van gesprekken of gezichten met gevoelens, de kitbag, poppen of een kinderboek (boeken voor kleine kinderen over specifieke onderwerpen zoals middelenmisbruik door ouders, geweld, verwaarlozing, ouderlijke psychologische problemen) (Zie videos voor meer ideeën en een Achtergrond over methodieken en tools.

a)De opleider nodigt deelnemers uit om zich in groepjes van 2-3 personen te verdelen en te discussiëren over:

  • Welke ervaringen hebben ze met het werken met kinderen van 0-3 jaar?
  • Wat beïnvloedt en vormt hun opvattingen (bijvoorbeeld vorige jobs, persoonlijke levens)
  • Hoe kunnen hun opvattingen, gevoelens en ervaringen hun benadering van en communicatie met kinderen van 0-3 jaar beïnvloeden?
  • Welke culturele aspecten kunnen de communicatie van een jong kind beïnvloeden.

b)De opleider brengt de groepen weer bij elkaar om na te denken over de belangrijkste boodschappen/geleerde uit deze oefening.

c)De opleider nodigt de groep uit om groepjes van elk 2 personen te vormen en met onderstaande casus aan de slag te gaan. Deze heeft tot doel de deelnemers te helpen uitzoeken hoe ze de goede en slechte ervaringen in het leven van Phil kunnen onderzoeken zodat het ook ondersteunend is voor Phil en zijn moeder:

Casus: Maria, een jonge moeder van 21 jaar en haar zoon Phil van twee jaar oud, wonen samen in een appartement in de buitenwijken. Maria heeft een knipperlichtrelatie gehad met Phils vader Jack. De sociale dienst kwam in contact met het gezin na een melding van huiselijk geweld via de politie. Phil gaat twee keer per week naar de kinderopvang terwijl Maria aan de universiteit studeert. Phil is thuis erg geagiteerd en Maria heeft hulp gevraagd om met zijn emoties om te gaan. Ze maakt zich zorgen dat haar zoon getraumatiseerd is door getuige te zijn van het huiselijk geweld. Ze toont ook een gebrek aan vertrouwen in haar moederschap.

De opleider nodigt de groepen uit om een tool te kiezen en enkele interacties te simuleren (waarbij collega’s de rollen van Phil en Maria op zich nemen).

d)De opleider nodigt de deelnemers uit om weer bij elkaar te komen en de volgende vragen te bespreken:

  • Wat waren hun ervaringen met het gebruik van de tools?
  • Hoe hebben ze Phils aandacht getrokken?
  • Wie nam het voortouw in de communicatie?
  • Hoe denken ze dat Phil de communicatie heeft ervaren?
  • In welke contexten kunnen deze tools worden gebruikt?
  • Zien ze uitdagingen bij het gebruik van deze tools?
  • Hoe hebben ze Maria gerustgesteld, gesteund en aangemoedigd?
  • Wat zouden ze de volgende keer anders doen in een vergelijkbare situatie/setting?

Deel G

Integreren van vaardigheden, methoden en kennis van het IVRK

Doel van de oefening

Het doel van deze oefening is om vaardigheden, methoden en IVRK-kennis te integreren om zo deelnemers te ondersteunen bij het creëren van mogelijkheden om participatief te werken met jonge kinderen en om het team/de organisatie te stimuleren om dit ook te doen.

Instructies

a)De opleider herinnert de deelnemers als volgt aan de onderling verbonden, ondeelbare en essentiële vier pijlers van het IVRK :

De begeleider legt deze vier pijlers uit:

  • Alle kinderen, ongeacht hun leeftijd (artikel 2) en elke andere achtergrondfactor, hebben het recht hun mening te uiten en in overweging te nemen (artikel 12);
  • We kunnen niet bepalen wat in het belang van het kind is (artikel 3) tenzij hun mening (artikel 12) wordt meegenomen en meegewogen in de besluitvorming in het belang van het kind;
  • We moeten op alle mogelijke manieren zoeken naar de mening van alle kinderen, ongeacht hun leeftijd en andere achtergrondkenmerken, om ervoor te zorgen dat de rechten van kinderen op grond van artikel 6 ook worden beschermd en bevorderd.
  • Dit komt omdat de onzichtbaarheid van kinderen die bekend zijn bij de sociale diensten (en veroorzaakt door een gebrek aan betrokkenheid bij hen) direct heeft bijgedragen aan hun dood door toedoen van gewelddadige verzorgers/ouders;
  • Naast de vier pijlers herinneren de artikelen 5 en 13 ons eraan dat de capaciteiten van kinderen zich op verschillende manieren ontwikkelen in verschillende culturen en contexten en dat volwassenen hier flexibel en responsief op moeten zijn. Bovendien hebben jonge kinderen het recht om informatie te ontvangen en door te geven in en via elk medium van hun keuze. Dit kan onder andere zijn door buitenspelen/buitenactiviteiten.

b)De opleider geeft alle deelnemers de checklist. Basisvereisten voor implementatie van artikel 12-rechten. In tweetallen worden de deelnemers uitgenodigd om uit te wisselen over hoe dit hun eigen teams en organisaties kan helpen.

c)De begeleider vestigt de aandacht op andere relevante lokale, regionale hulpbronnen.

Beëindigen van de sessie

De begeleider vraagt de groep na te denken over:

  • Een nieuw aspect dat ze hebben geleerd
  • Wat ze in de praktijk anders gaan doen
  • Wat ze hun team, organisatie zullen vragen om te overwegen in termen van beleids- en praktijkveranderingen
Top photo Anastasia Shuraeva